Purachina (Platinum Ogon)
Purachina (Platinum Ogon)
Hoewel deze variëteit in de volksmond voornamelijk Platinum Ogon wordt genoemd, luidt de formele Japanse naam Purachina. Purachina is een geheel witte, metallic koi. Het is in feite de metallic variant van Shiro Muji (letterlijk vertaald: effen wit). Shiro Muji is een impopulaire witte wagoi waarop niet doelbewust gekweekt wordt. De meeste Shiro Muji betreffen Kohaku die hun rode kleur hebben verloren en daarmee vrijwel waardeloos zijn geworden. Purachina, waarvan het enige verschil met Shiro Muji de metallic huid is, kent daarentegen wel een hoge populariteit. Een goed exemplaar is letterlijk oogverblindend, wanneer deze in een heldere zonnige vijver zwemt. Samen met Yamabuki Ogon is Purachina misschien wel de populairste eenkleurige metallic vis.
Ontstaan
Metallic koi (Hikari) zijn ontstaan in de jaren ’20 van de vorige eeuw. Het was Sawata Aoki die in die tijd vernam dat er een Magoi (oerkoi) was gevangen in de rivier, met “gouden” strepen in de rugvin. Hij kocht deze vis en begon ermee te kweken, waarbij hij telkens de nakomelingen met het meeste metallic aanhield en daar verder mee kweekte. Via een aantal tussenstappen (Kabuto en Kinbo) leidde dit tot de eerste Ogon (een éénkleurige metallic vis) zo rond de Tweede Wereldoorlog. Aoki Koifarm tenslotte werd in de jaren ’70 opgericht en is tot op de dag van vandaag één van de belangrijkste producenten van metallic koi. Tegenwoordig is er van vrijwel elke wagoi en doitsu variëteit ook wel een metallic variant op de markt. De eerste echte Purachina werd in 1963 gekweekt door Todao Yoshioko door een Kigoi (een gele, niet metallic wagoi) te kruizen met een Nezu Ogon (een metallic, grijze koi). De beste Purachina komen al enkele decennia van de kweker Yamacho Yoryo, veel beter bekend onder de naam Choguro, die zich voornamelijk heeft toegelegd op de kweek van sneeuwwitte Purachina.
Fukurin
Hikari is de Japanse term voor metallic. Bij metallic vissen wordt de glans veroorzaakt door de huid tussen de schubben. Deze huid tussen de schubben noemen we fukurin. Lang niet alle koi hebben fukurin, vaak liggen de schubben als dakpannen over elkaar heen. Bij metallic vissen is fukurin dus een voorwaarde. De schubben liggen als het ware ingebed in de huid. Fukurin kan ook voorkomen bij niet metallic vissen, waarbij de huid tussen de schubben dus geen metallic glans hebben. Fukurin is iets anders dan ginrin. Bij ginrin reflecteren de schubben het licht, bij fukurin is dit de huid.
Eisen
Bij éénkleurige vissen is het van groot belang dat qua bouw (body) alles klopt. Er is immers geen patroon dat je kan afleiden van onvolkomenheden. Iedere afwijking wordt genadeloos afgestraft bij de beoordeling en gaan een eigenaar ook vaak irriteren. Zo moeten de vinnen symmetrisch en van de juiste grootte en vorm zijn, moeten de schubben mooi “op lijn” liggen en moet het lichaam in de juiste vorm en verhouding een imposante uitstraling hebben. Hoe witter en glanzender de huid, hoe beter. De uitstraling van maagdelijk witte sneeuw dus.
Varianten
Uiteraard is er ook een doitsu (schubarme) variëteit van de Purachina gekweekt en één met ginrin. Deze zie je niet vaak en zijn aanmerkelijk minder populair dan de Purachina.
Als we de geheel witte koi dus op een rijtje zetten krijgen we de volgende zes variëteiten:
Wagoi, niet metallic: Shiro Muji
Wagoi, metallic: Purachina
Doitsu, niet metallic: Doitsu Shiro Muji
Doitsu, metallic: Doitsu Purachina
Wagoi, niet metallic met ginrin: GinRin Shiro Muji
Wagoi, metallic, met ginrin: GinRin Purachina
Joop van Tol